Wat is het verschil tussen Brainspotting en EMDR?

Cliënten en collega’s vragen mij regelmatig wat het verschil is tussen Brainspotting en Eye Movement Desensitization & Reprocessing (EMDR). Met meestal de vraag: welke kan ik het beste kiezen?

Ruitenwisser en toverstokje

Om te beginnen is het wel logisch dat Brainspotting en Eye Movement Desensitization & Reprocessing (EMDR) vaak in één adem worden genoemd, of als broertje en zusje van elkaar worden gezien. Om te beginnen werd Brainspotting ontdekt tijdens een EMDR-sessie, door een therapeut die zelf een autoriteit was op het gebied van EMDR (lees hier meer over de geschiedenis van Brainspotting). Het mag dan ook geen verrassing zijn dat veel internationale Brainspotting-therapeuten hun achtergrond hebben in EMDR-therapie.

Buiten deze historische verwantschap zijn EMDR en Brainspotting allebei methoden voor de behandeling van trauma, werken ze allebei met de ogen en maken ze relatief weinig gebruik van taal en spraak. Last but not least: voor de geïnteresseerde buitenstaander zien ze er allebei een beetje anders dan anders uit. Mijn jeugdige cliënten vergelijken EMDR weleens met een ruitenwisser, en noemen de Brainspotting-pointer het toverstokje.

Overeenkomsten

Behalve verschillen tussen de beide therapieën zijn er om te beginnen vooral overeenkomsten. Het zijn allebei buitengewoon effectieve methoden die allebei geschikt zijn voor het werken met diepgewortelde klachten en problemen. Beide therapievormen hebben de potentie om de dieper gelegen emotionele structuren in het brein te bereiken, waar dit met gesprekstherapie in de regel moeilijker gaat.

Verschillen

Als je beide therapieën wat beter onder de loep neemt, zijn er echter ook verschillen, zowel wat betreft de toepassing als wat betreft de achterliggende therapeutische gedachte.

Als je een sessie ondergaat, zul je vooral merken dat EMDR een strak protocol heeft, waarin het nodig is het actueel meest beladen aspect van de traumatiserende herinnering als uitgangspunt te nemen en daar eens per drie of vier minuten in gedachten naar terug te gaan (Back to Target). Evenals in cognitieve gedragstherapie wordt er bij EMDR met specifieke gedachten (cognities) gewerkt, zoals bijvoorbeeld ‘Ik ben machteloos’ of ‘Ik ben schuldig’. Hoewel er in EMDR ook veel vrijheid is, regisseert de therapeut voor een aanzienlijk deel het verloop van een sessie.

Hiermee vergeleken heeft Brainspotting een opener karakter: er is geen protocol en de therapeut volgt het proces van de cliënt zoals zich dat ter plekke ontvouwt. Deze spontaniteit laat alle ruimte voor een natuurlijk verwerkingsproces. Verder ligt de nadruk veel meer op het lijf, en nauwelijks op cognities, wat prettig kan zijn wanneer je het moeilijk vindt om je gevoelens te benoemen, of wanneer je eindeloos vastloopt met analyseren vanuit je bovenkamer. In tegenstelling tot EMDR is voor Brainspotting geen specifiek trauma of specifieke herinnering nodig, en kan de intensiteit van een sessie op verschillende manieren worden gevarieerd, waardoor een sessie niet zo snel te zwaar valt.

Toepassingen

Beide therapieën zijn aanmerkelijk breder inzetbaar dan alleen bij de behandeling van posttraumatische stressklachten. EMDR werd effectief bevonden bij de behandeling van fantoompijn, en wordt bijvoorbeeld ook gebruikt bij de behandeling van dwangklachten en verslavingen. De toepassingsmogelijkheden van Brainspotting zijn zo mogelijk nog uitgebreider, omdat met praktisch alle voelbare blokkades kan worden gewerkt en omdat er niet alleen met problemen maar ook met hulpbronnen en verrijkende of rustgevende gevoelens kan worden gewerkt (Resource model). Dit is bijzonder nuttig in het werken met sporters, artiesten en kunstenaars.

Effectiviteit

Kijken we naar de hoeveelheid en kwaliteit van psychologisch onderzoek loopt EMDR kilometers voor op Brainspotting en heeft het een terecht stevige status als bewezen effectieve behandelmethode, opgenomen in multidisciplinaire richtlijnen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat EMDR zo’n 15 jaar eerder werd ontdekt dan Brainspotting, en ook bepaald niet begonnen is met de status die het nu heeft.

Een recent wetenschappelijk artikel over de vergelijking van beide therapieën kun je hier vinden: Hildebrand, Grand & Stemmler (2017).

Meet ik de effectiviteit simpelweg af aan wat ik met eigen ogen gezien heb, geef ik de voorkeur aan Brainspotting. Deze voorkeur is persoonlijk en dus subjectief, en is gebaseerd op de indrukwekkende verwerkingsprocessen die ik in mijn eigen praktijk en bij internationale trainingen heb gezien. In een aanzienlijk aantal gevallen gaat het daarbij om mensen die eerder EMDR-behandeling ondergingen, of – evenals ikzelf – als therapeut duizenden sessies EMDR hebben uitgevoerd. Het is natuurlijk wenselijk dat dergelijke resultaten meer gedocumenteerd en onderzocht worden, want Brainspotting groeit langzaamaan uit de kinderschoenen.

Een keuze maken

Een therapie of therapeut kiezen kan niet vanuit een boekje of artikel, en gaat over veel meer factoren dan alleen de methode. Bovendien is het doel van mijn werk om mensen zo goed mogelijk te helpen, en niet om een bepaalde methode te promoten. Dat gezegd hebbend, zou ik zeggen dat werken met Brainspotting meerwaarde kan hebben boven EMDR wanneer:

  • je klachten of problemen hebt die je moeilijk kunt verwoorden;
  • je last hebt van emoties waarvan je de herkomst niet kunt plaatsen;
  • je zoveel hebt meegemaakt dat je niet weet waar je moet beginnen;
  • je weet dat je bewust of onbewust je eigen verwerkingsproces kunt saboteren door te vermijden of te blokkeren;
  • je meer gewend bent met je lichaam of met je gevoelens te werken dan met je gedachten en verstandelijke afwegingen, of wanneer je weet dat hier juist een valkuil voor je ligt.

Andersom is Brainspotting misschien niet jouw cup of tea wanneer je liever niet te diep wilt gaan, graag wat meer controle over een sessie ervaart, of precies weet wat er in therapie van je wordt verwacht.